De Duitse filosoof, historicus en cultuurcriticus Oswald Arnold Gottfried Spengler leefde van 1880 tot 1936. Hij werd vooral bekend door zijn meesterwerk De ondergang van het Avondland, een behoorlijk ongebruikelijk werk voor die tijd.
Van angstig kind tot wetenschapper
Spengler werd geboren als tweede van vijf kinderen van de postbeambte Bernhard Spengler en diens vrouw Pauline, wiens eerste kind na drie weken was gestorven. Gedurende zijn leven had Spengler gezondheidsproblemen. Als kind lijdt hij al aan paniekaanvallen, angststoornissen, migraine, slaapwandelen en nervositeit. Na zijn Gymnasiumopleiding kan Spengler in 1899 wis- en natuurkunde studeren omdat hij wegens hartklachten is gevrijwaard van militaire dienst. In 1904 promoveert hij op een proefschrift over Heraclitus (Der metaphysisichen Grundgedanke der Herklitischen Philosophie), dat eerst afgewezen was wegens een gebrek aan academische bronvermelding – een verwijt dat ook rond zijn latere werken zal klinken. Na zijn dissertatie behaalt hij zijn lesbevoegdheid met een studie over de ontwikkeling van het oog bij hogere dieren (Die Entwicklung des Sehorgans bei den Hauptstufen des Tierreiches).
Interesse en invloeden
De autodidactische Spengler interesseerde zich naast zijn natuurwetenschappelijke en filosofische studies voor uiteenlopende gebieden, onder meer geschiedenis, botanie en kunst. Belangrijke invloeden op zijn denken zijn Goethe, Nietzsche, maar ook de eind negentiende-eeuwse filosoof Hans Vaihinger, die met behulp van allerlei voorbeelden uit de natuurwetenschap argumenteerde dat mensen niet in staat zijn de onderliggende structuur van de werkelijkheid te doorgronden, maar enkel ‘doen alsof’ de wereld overeenkomt met het beeld dat zij eroverheen projecteren. Over de invloed van Nietzsche en Goethe zegt Spengler het volgende: ‘Van Goethe heb ik de methode, van Nietzsche de vraagstellingen.’
Armoedige schrijver
Spengler werkt korte tijd als leraar, maar wanneer zijn moeder sterft en hem een kleine erfenis nalaat, besluit hij zich volledig op het schrijven toe te leggen. Hij vertrekt in 1911 naar München en schrijft daar cultuurkritische, monarchische en antidemocratische stukken. Om grip te krijgen op de cultuur en de politiek begint Spengler te beseffen dat een veel omvangrijkere studie nodig is waarin het heden in verband wordt gebracht met de geschiedenis – niet alleen die van de afgelopen decennia, maar de hele wereldgeschiedenis. Hij verruilt daarom ‘het kikkerperspectief voor een adelaarsperspectief’ en begint aan zijn hoofdwerk. Tijdens zijn werk aan De ondergang trekt Spengler zich volledig terug. Ook krijgt hij last van psychologische problemen en leeft hij in armoede, omdat zijn belegde geld in de Eerste Wereldoorlog alle waarde had verloren.
De politiek in – en weer uit
Na zijn werk aan De ondergang wordt Spengler politiek actief en probeert in 1922 een geheim bureau op te zetten om de macht over de pers te verwerven, en nationalistisch sentiment op te wekken. Wanneer dit plan faalt, werkt hij mee aan pogingen om generaal Hans von Seeckt aan de macht te krijgen en later staatscommissaris Gustav von Karl, maar persoonlijke ontmoetingen met beide heren laten Spengler gedesillusioneerd achter waarna hij zich terugtrektuit de politiek.
Beroemde profetie
Ondanks meerdere verzoeken van Goebbels wijst Spengler de mogelijkheid af om voor de nazipartij te werken en zal zich in zijn latere werken, zoals Preussentum und Sozialismus en Jahre der Entscheidung sterk distantiëren van het in zijn ogen ‘primitieve’ Duitse fascisme, hoewel hij wel zijn bewondering voor Mussolini uitspreekt. In deze laatste werken pleit Spengler voor een Duitse dictatuur en een samenwerking met Rusland en waarschuwt hij voor de mogelijkheid van een oorlog tussen het Westen en haar koloniale gebieden. In 1936 sterft hij aan een hartaanval, vlak na zijn beroemde profetie dat het Duitse rijk over tien jaar niet meer zal bestaan.