Boek 1 – Hoofdstuk 3 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 3

Hoofdstuk 3: Macrokosmos

btn opener Vanuit de verschillende ideeën van uitgebreidheid probeert Spengler toegang te krijgen tot de zielen van de afzonderlijke culturen. De ziel van de antieke cultuur noemt Spengler de apollinische, de westerse de faustische. De Arabische ziel noemt hij magisch. Ook op de Egyptische en de Chinese cultuur gaat hij in dit hoofdstuk verder in. De verschillen tussen de culturen moeten steeds aan de hand van voorbeelden voelbaar worden. ‘Apollinisch is het bestaan van de Griek die zijn ik als soma...

§ 7

De faustische ziel kenmerkt zich door een ‘buitengewone rijkdom aan uitdrukkingsmiddelen in woorden, klanken, kleuren, schilderkunstige perspectieven, filosofische systemen, legenden, … kathedralen en … formules’. De Egyptische ziel daarentegen heeft zich nagenoeg alleen in de directe taal van steen uitgedrukt en ‘steen is het grote zinnebeeld van het tijdloos-gewordene’. De Egyptenaren zagen zichzelf als reizigers op een levenspad waarvoor ze na hun dood rekenschap moesten afleggen bij de...
btn opener ‘Alle kunst is expressieve taal.’ In eerste instantie is dit de taal van een ‘bewogen wezen dat alleen voor zich spreekt’. Pas bij de hogere kunst ontstaat een kunst voor toeschouwers en getuigen. Deze kunstzinnige expressie is volgens Spengler ornament dan wel imitatie. Imitatie gaat uit van een fysionomisch ‘jij’ dat ‘uitnodigt mee te bewegen op het levensritme’. Door dit ritme overbrugt men de kloof tussen microkosmos en macrokosmos. Elke religie doet hiertoe een poging. Het gaat om een...