Boek 1 – Hoofdstuk 3 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 3

Hoofdstuk 3: Macrokosmos

btn opener De faustische ziel kenmerkt zich door een ‘buitengewone rijkdom aan uitdrukkingsmiddelen in woorden, klanken, kleuren, schilderkunstige perspectieven, filosofische systemen, legenden, … kathedralen en … formules’. De Egyptische ziel daarentegen heeft zich nagenoeg alleen in de directe taal van steen uitgedrukt en ‘steen is het grote zinnebeeld van het tijdloos-gewordene’. De Egyptenaren zagen zichzelf als reizigers op een levenspad waarvoor ze na hun dood rekenschap moesten afleggen bij de...

§ 8

‘Alle kunst is expressieve taal.’ In eerste instantie is dit de taal van een ‘bewogen wezen dat alleen voor zich spreekt’. Pas bij de hogere kunst ontstaat een kunst voor toeschouwers en getuigen. Deze kunstzinnige expressie is volgens Spengler ornament dan wel imitatie. Imitatie gaat uit van een fysionomisch ‘jij’ dat ‘uitnodigt mee te bewegen op het levensritme’. Door dit ritme overbrugt men de kloof tussen microkosmos en macrokosmos. Elke religie doet hiertoe een poging. Het gaat om een...
btn opener Er bestaan in elke vroege periode twee ornamentele, niet-imiterende kunsten: bouwen en versieren. Bij het aanbreken van een grote cultuur verrijst het bouwwerk als ornament. De versiering dient het bouwwerk. Deze versiering komt pas op als de vroege vormenwereld zijn hoogtepunt bereikt. Pas aan het begin van de late periodes wordt de ornamentiek zelf een versiering van de architectonische omgeving. Als civilisatie aanbreekt verdwijnt echte ornamentiek en daarmee ook alle grote kunst. Er...