Spengler citeert Goethe: ‘heel de kunst als iets levends te beschouwen, dat noodzakelijkerwijs een onmerkbare oorsprong, een langzame groei, een glanzend ogenblik van volmaaktheid en een geleidelijke aftakeling moet kennen, net als elk ander organisch wezen, alleen in meerdere individuen’. Volgens Spengler bevat ‘deze zin … de hele morfologie van de kunstgeschiedenis’. Tot op heden ontbreekt het de kunstgeschiedenis volgens Spengler aan distantie: ‘De kunstgeschiedenis staat voor de opgaaf...