Nu hoeft Spengler enkel nog de voltooiing van de westerse kunst in grote lijnen te schetsen. In dit hoofdstuk hebben we, aldus Spengler, geleerd kunsten als oerfenomenen te begrijpen. ‘We hebben eindelijk erkend dat kunsten organismen zijn die binnen het grotere organisme van een cultuur hun welomschreven plaats innemen, die worden geboren, rijpen, oud worden en voor altijd sterven.’ Met het einde van de contragotische renaissance is de westerse ziel tot het volle besef van haar...