Boek 1 – Hoofdstuk 6 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 6

Hoofdstuk 6: Faustische en apollinische natuurkennis

btn opener Iedere natuurkunde gaat gepaard met een poging om het natuurbeeld tot zo eenvoudig mogelijke kwantitatieve vormeenheden te herleiden: een atoomleer. Ook deze atoomleren verschillen symbolisch van elkaar. Spengler richt zich op de tegenstelling tussen apollinische en faustische atoomleer. De klassieke atoomopvatting gaat uit van zintuiglijke aanschouwelijkheid en nabijheid, de faustische van abstractie. Bij de klassieken gaat het om plastische eenheden, bij de westerlingen om dynamische...

§ 4

Uiteindelijk is elke atoomleer mythe in plaats van ervaring. De ‘gekende’ structuur van de uitgebreide werkelijkheid is een symbool van de ‘kennende’ mens die richting ervaart. Dit kennen heeft een stijl; in de relatie tussen kennen en gekende speelt het oersymbool van de individuele cultuur mee. In het antieke bewustzijn is het symbool dat van zintuiglijk-lichamelijke tegenwoordigheid, in het westerse een toenemende ruimtelijke transcendentie. De natuurkunde gaat uit van een werkelijkheid...
btn opener Alleen de schouwende mens met fysionomische tact kan levende beweging vatten. Spengler herhaalt hier het onderscheid tussen begripsmatig kennen en intuïtief schouwen. Voor het  eerste is natuur een systeem, voor het tweede is het natuurbeeld de uitdrukking van een cultuur. Natuurkundes worden ouder en vergaan met de beleving van hun natuurbeeld, terwijl dat tegen hun eigen uitgangspunt van een consistent, ahistorisch systeem indruist. Als de natuurkunde ‘de’ natuur zou beschrijven, zouden...