Boek 1 – Hoofdstuk 6 SAMENVATTING BIJ BOEK 1 – HOOFDSTUK 6

Hoofdstuk 6: Faustische en apollinische natuurkennis

btn opener Alleen de schouwende mens met fysionomische tact kan levende beweging vatten. Spengler herhaalt hier het onderscheid tussen begripsmatig kennen en intuïtief schouwen. Voor het  eerste is natuur een systeem, voor het tweede is het natuurbeeld de uitdrukking van een cultuur. Natuurkundes worden ouder en vergaan met de beleving van hun natuurbeeld, terwijl dat tegen hun eigen uitgangspunt van een consistent, ahistorisch systeem indruist. Als de natuurkunde ‘de’ natuur zou beschrijven, zouden...

§ 6

In deze paragraaf bespreekt Spengler de religieuze oorsprong van het natuurkundige begrip noodzakelijkheid. Aan de mechanische noodzakelijkheid ligt een organische, door het lot beschikte noodzakelijkheid ten grondslag. Dit is het verschil tussen tragische, historische logica en technische, natuurkundige logica. De eerste stamt uit een innerlijke zekerheid, de andere volgt uit bewijzen. De natuurnoodzakelijkheid ofwel de specifieke wijze waarop oorzaak en gevolg gedacht worden, bezit de...
btn opener ‘[D]e vormenwereld van een natuurwetenschap correspondeert volledig met de bijbehorende vormenwereld van de wiskunde, van de religie en van de beeldende kunst.’ De mens ontwikkelde een beeld van de natuur dat een optelsom vormt van technische kenmerken waarvan hij merkte dat die telkens terugkeren. Deze ervaring van alle zintuigen vernauwde en verdiepte  zich tot een ervaring van het oog. Na verloop van tijd is aan dit in eerste instantie ‘technische’ en praktische begrijpen van de...