In de twintigste eeuw heeft de West-Europese natuurkunde de grens van haar innerlijke mogelijkheden bereikt. Ze heeft het faustische natuurgevoel in conceptuele kennis omgezet en de gestalten van een vroegtijdig geloof in mechanische vormen. Ondanks het nog toenemende succes in het behalen van praktische en theoretische resultaten, is de natuurwetenschap in wezen al in verval. Dit gebeurt op basis van historische noodzakelijkheid: het is ook de natuuropvattingen van andere culturen op die...