Boek 2 – Hoofdstuk 1 SAMENVATTING BIJ BOEK 2 – HOOFDSTUK 1

Hoofdstuk 1: Oorsprong en landschap

btn opener

In de laatste paragraaf schetst Spengler in grote lijnen de afloop van de westerse wetenschap. Dankzij zijn historische blik kan alleen de faustische geest vooruitkijken naar het onafwendbare lot. ‘Er staat ons nog een laatste geestelijke crisis te wachten, die de hele Europees-Amerikaanse wereld in haar greep zal krijgen.’ Door permanente verfijning van haar vraagstellingen en methodes gaat de exacte wetenschap haar zelfvernietiging tegemoet. Spengler voorspelt dat de faustische innerlijkheid een nieuwe vlucht zal nemen die de exacte wetenschap achter zich laat. We komen in de periode van de ‘tweede religiositeit’, waarin men afziet van bewijzen en wil geloven in plaats van analyseren. ‘Kritisch onderzoek is niet langer een geestelijk ideaal.’ Men legt de boeken aan de kant en de cultuur openbaart zich niet langer via de wetenschappelijke intelligentsia. ‘De dood van een wetenschap bestaat erin dat niemand er nog een gebeurtenis in ziet.’ Het gaat hier niet om een keuze van het individu: de cultuur zelf heeft genoeg van de wetenschappelijkheid. De negentiende eeuw was in onze cultuur de laatste eeuw waarin nog grote geleerden bestonden. Nu is het de tijd van de briljante nakomelingen die niets meer doen dan ‘de boel op een rijtje zetten, verzamelen en afronden’. De dynamica verschilt daarin niet van de kunsten, die ook hun bloei- en vervaltijd hadden. Voordat de faustische cultuur echter volledig uitgeput is geraakt, rest haar nog een taak: een morfologie van de exacte wetenschappen, ‘die onderzoekt hoe alle wetten, begrippen en theorieën als vormen innerlijk samenhangen en wat ze als zodanig binnen de levensloop van de faustische cultuur betekenen’. Door al deze aspecten als cultuursymbolen te duiden, wordt het mechanische wereldbeeld uiteindelijk overwonnen door de intuïtieve, wederom religieuze wereldvisie. De fysionomie moet ook de systematiek als uitdrukking en symbool in zich opnemen. In de exacte wetenschappen merkt Spengler al een versmelting van vormenwerelden op, bijvoorbeeld tussen natuur- en scheikunde. Het doel waar al deze wetenschappen in hun versmelting onopgemerkt naar streven is ‘het uitwerken van een zuivere, getalsmatige transcendentie, de volmaakte en algehele overwinning van het ogenschijnlijke en de vervanging ervan door een voor de leek onbegrijpelijke en onnavolgbare beeldtaal, die aan het grote faustische symbool van de oneindige ruimte een innerlijke noodzaak verleent’. Met deze getalsmatige transcendentie keert de faustische cultuur volgens Spengler terug naar het diepste en vroegste: het mythisch-religieuze en het leven en worden zelf. Het testament van de faustische cultuur zal een nalatenschap zijn van immense transcendente vormen.

§ 1

Het verschil tussen het kosmische en het microkosmische komt naar voren in het verschil tussen plant en dier. Een plant is helemaal kosmisch, deel van het landschap en overgeleverd aan het natuurproces. Een dier is kosmisch en tegelijkertijd microkosmisch: dieren vormen kleine werelden op zich binnen een andere grote wereld; ze kunnen kiezen en zijn vrij en onafhankelijk tegenover de rest van het heelal. Het kosmische is periodisch, gericht, verlangen en tact, het microkosmische is polair en op plaatsbepaling georiënteerd. Onder het microkosmische is het kosmische nog steeds aanwezig: het microkosmische kan opgaan in het kosmische ‘het’ of ‘wij’, in slaap en dans. Kosmische tact voelen we, microkosmische spanningen worden we gewaar. Zowel voelen als gewaarworden zijn vormen van ‘bewustzijn’, maar het een noemt Spengler bestaan en het ander wakker-zijn. Kosmische tact is wat geslachten en families verbindt en wat aantrekkingskracht bepaalt. Het bestaan ontwaakt niet maar is er, en is altijd gericht op zijn groei en voltooiing, het microkosmische ontwaakt elke dag en wil zijn plaats in de wereld bepalen. De organen van kosmische tact zijn de bloedcirculatie en het geslachtsorgaan, daarin speelt ons plantaardige en verbondene door. Microkosmische organen zijn oriënteringsvermogens die het eigene van het vreemde onderscheiden en die de positie van het vreemde ten opzichte van het eigene bepalen. ‘Begrijpen’ is een abstracte vorm van microkosmisch gewaarworden, dat als losgezongen denken kan bestaan.

btn opener

In de mens zijn alle zintuigen ondergeschikt gemaakt aan die van het oog. Leven betekent voor de mens leven in een rondom gesloten lichtwereld. Het lichaam beweegt zich in de zichtbare ruimte en het ‘ik’ is een lichtcentrum van waaruit de diepte en verte ten opzichte van de buitenwereld wordt beleefd. Deze op licht en zicht gebaseerde wereld wakkert een specifiek angstgevoel aan, namelijk de angst voor het onzichtbare. Deze angst is typerend voor menselijke religiositeit: godheden zijn vermoede, voorgestelde, in de geest geschouwde lichtwerkelijkheden. De onzichtbare god is de hoogste uitdrukking van menselijke transcendentie: hemel is waar de lichtwereld ophoudt. Door de heerschappij van het oog is volgens Spengler het menselijk denken in wezen oog-denken. Denken ontstaat met de woordtaal, die onzichtbare dingen benoemt, en met de woordtaal wordt begrijpen losgekoppeld van gewaarworden. Wij kunnen theoretiseren en over begrippen denken. Deze nieuwe bezigheid is niet meer praktisch op de zintuiglijke wereld gericht, maar wil het wezen van de dingen voorbij hun zintuiglijkheid en concreetheid doorgronden. Het theoretische wakker-zijn begrijpt zichzelf niet meer in dienst van het bestaan, en probeert het bestaan juist aan hem dienstbaar te maken. Niettemin blijft het bestaan uiteindelijk regeren over het wakker-zijn.

Het boerenleven wordt vaak geromantiseerd. Programma’s als Boer zoekt vrouw en aantrekkelijke Campina-reclames spreken wat dat betreft boekdelen. Maar het leven op het platteland is lang niet zo idyllisch als we ons dat vaak voorstellen. De boer staat anno 2018 in dienst van een hysterische wereldeconomie en dient voornamelijk als voeder van de moderne stadsbewoner. Dat is een gevaar. Zoals Spengler in De ondergang van het Avondland op verschillende manieren voor het voetlicht brengt: voor een vitale samenleving is binding met de grond van levensbelang. Tim van der Meulen, Joris Peereboom en Kurt Kooiman leggen in dit artikel uit wat Spengler hiermee bedoelt. 

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage

Sebastiaan Crul en David van Overbeek, studenten van het Spenglerlab, interviewen Spengler. Over het denken in termen van geld en de financialisering van onze samenleving.

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage