Spengler deelt het bestaan van de mens in twee tijdvakken in. Wat voorafging aan deze tijdvakken en wat erna zal komen, is voor ons ontoegankelijk. Het tijdvak van de primitieve cultuur loopt vanaf de IJstijd tot het tweede tijdvak, dat van de hoge culturen. Deze ontstaan vanaf zo’n 3000 voor Christus. Het noord-westen van Afrika beschouwt Spengler als het enige gebied waar (in zijn tijd) het primitieve leven nog voortbestaat. Primitieve cultuur is voor ons wakker-zijn moeilijk zo niet onmogelijk om volledig te doorgronden. Wij kunnen ons bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen hoe het moet zijn geweest om in een wereld te leven waarin bijna geen mensen rondliepen. Rond 3000 voor Christus rijzen uit de primitieve cultuur plotseling de Egyptische en Babylonische cultuur op, die naar de innerlijke eenheid van al hun uitdrukkingsvormen en de richting die ze het leven geven volledig van elke primitieve cultuur verschillen. In elk primitief bestaan is het kosmische met zo’n directe kracht werkzaam dat alle microkosmische uitingen in mythe, zeden en gewoonten, techniek en ornament alleen gehoorzamen aan wat zich op het moment zelf opdringt. De vormen die ontstaan zijn onvoorspelbaar wat betreft duur, verspreiding en ontwikkeling. Gelijkenissen tussen instrumenten, sociale omgang en kunsten hebben nooit een noodzakelijk maar altijd een toevallig karakter. Dit is wat Spengler chaotisch noemt. Met hoge cultuur treedt voor dit kosmische en chaotische een sterke en homogene tendens in de plaats. Binnen de primitieve cultuur zijn behalve de individuele mensen alleen de stammen en clans bezielde wezens. In hoge cultuur is de cultuur zelf een bezield wezen. Het is het wakker-zijn van één enkel reusachtig organisme, dat niet alleen zeden en gewoonten, mythe, techniek en kunst, maar ook de daarin belichaamde volken en standen tot dragers van één unieke vormentaal met één unieke geschiedenis maakt. We kunnen niets zeggen over het aantal hoge culturen dat zal ontstaan en wanneer dit gebeurt, maar zodra er een ontstaat is de innerlijke vorm van de nieuwe levensloop gegeven. De acht bekende culturen vormen samen geen hoger organisme. Spengler formuleert een tweeledige taak: in de eerste plaats dient men de afzonderlijke levenslopen van de culturen aan een vergelijkende beschouwing te onderwerpen; in de tweede plaats is het nodig de toevallige en chaotische relaties tussen de culturen onderling met het oog op hun betekenis te onderzoeken.