Boek 2 – Hoofdstuk 1 SAMENVATTING BIJ BOEK 2 – HOOFDSTUK 1

Hoofdstuk 1: Oorsprong en landschap

btn opener

Spengler deelt het bestaan van de mens in twee tijdvakken in. Wat voorafging aan deze tijdvakken en wat erna zal komen, is voor ons ontoegankelijk. Het tijdvak van de primitieve cultuur loopt vanaf de IJstijd tot het tweede tijdvak, dat van de hoge culturen. Deze ontstaan vanaf zo’n 3000 voor Christus. Het noord-westen van Afrika beschouwt Spengler als het enige gebied waar (in zijn tijd) het primitieve leven nog voortbestaat. Primitieve cultuur is voor ons wakker-zijn moeilijk zo niet onmogelijk om volledig te doorgronden. Wij kunnen ons bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen hoe het moet zijn geweest om in een wereld te leven waarin bijna geen mensen rondliepen. Rond 3000 voor Christus rijzen uit de primitieve cultuur plotseling de Egyptische en Babylonische cultuur op, die naar de innerlijke eenheid van al hun uitdrukkingsvormen en de richting die ze het leven geven volledig van elke primitieve cultuur verschillen. In elk primitief bestaan is het kosmische met zo’n directe kracht werkzaam dat alle microkosmische uitingen in mythe, zeden en gewoonten, techniek en ornament alleen gehoorzamen aan wat zich op het moment zelf opdringt. De vormen die ontstaan zijn onvoorspelbaar wat betreft duur, verspreiding en ontwikkeling. Gelijkenissen tussen instrumenten, sociale omgang en kunsten hebben nooit een noodzakelijk maar altijd een toevallig karakter. Dit is wat Spengler chaotisch noemt. Met hoge cultuur treedt voor dit kosmische en chaotische een sterke en homogene tendens in de plaats. Binnen de primitieve cultuur zijn behalve de individuele mensen alleen de stammen en clans bezielde wezens. In hoge cultuur is de cultuur zelf een bezield wezen. Het is het wakker-zijn van één enkel reusachtig organisme, dat niet alleen zeden en gewoonten, mythe, techniek en kunst, maar ook de daarin belichaamde volken en standen tot dragers van één unieke vormentaal met één unieke geschiedenis maakt. We kunnen niets zeggen over het aantal hoge culturen dat zal ontstaan en wanneer dit gebeurt, maar zodra er een ontstaat is de innerlijke vorm van de nieuwe levensloop gegeven. De acht bekende culturen vormen samen geen hoger organisme. Spengler formuleert een tweeledige taak: in de eerste plaats dient men de afzonderlijke levenslopen van de culturen aan een vergelijkende beschouwing te onderwerpen; in de tweede plaats is het nodig de toevallige en chaotische relaties tussen de culturen onderling met het oog op hun betekenis te onderzoeken.

§ 10

Spengler noemt de ‘heerszuchtige blik van de West-Europeaan’ het grootste obstakel voor de uitvoering van deze taak, omdat de westerse historicus zich alleen richt op wat in zijn ogen direct de westerse cultuur heeft beïnvloed en al het andere halfslachtig behandelt. Niemand denkt er bijvoorbeeld aan de staatsrechtelijke problemen van de Chinese, Indiase, Arabische of Egyptische geschiedenis even grondig te behandelen als het principaat van Augustus. Spengler wijdt uit over een aantal overeenkomsten tussen de staatsrechtelijke ontwikkelingen van deze culturen. De oudste zijn de Egyptische en Babylonische, die rond 3000 voor Christus ontstaan langs de Eufraat en de Nijl; vanaf 1500 voor Christus ontstaan drie nieuwe culturen, de Indiase in Punjab, rond 1400 de Chinese langs de middenloop van de Gele Rivier en rond 1100 de antieke langs de Egeïsche zee. Ook de eenheid van de Arabische cultuur is een ontdekking die westerse historici is ontgaan. De Mexicaanse cultuur is uniek in die zin dat ze zonder contact met de andere culturen heeft kunnen opbloeien, maar ook doordat ze in de volle pracht van haar ontplooiing op zinloze wijze is vermoord in koloniale tijden. Volgens Spengler bezitten we geen betrouwbare kennis over de geschiedenis van deze cultuur, maar via de vergelijkende methode van de morfologie kan ze enigszins gereconstrueerd worden.

btn opener

Het fysionomische geschiedenisbeeld dwingt ons aan te nemen dat er feiten bestaan van de eerste orde, met grote gevolgen, waar wij in wetenschappelijke zin niets van zullen weten. De vroeg-Chinese en Mexicaanse cultuur beïnvloeden ons niet in een oorzakelijk verband maar kunnen ons wel leren over algemene menselijke noodzakelijkheden. Ook het onbekende moet ruimte krijgen in geschiedenisopvattingen. Spengler maakt een onderscheid tussen zoölogische gebeurtenissen (hij vergelijkt het gevecht tussen twee negerstammen in Soedan met een gevecht tussen twee mierenvolken) en historische gebeurtenissen die van betekenis zijn omdat ze bij een cultuur horen. Voorafgaand aan een hoge cultuur is de mens ahistorisch en zoölogisch, maar ook na afloop van een cultuur, zodra een civilisatie haar volle en definitieve gestalte heeft aangenomen. Wat wij in de Egyptische civilisatie vanaf Setie I en in de Chinese, Indiase en Arabische civilisatie vandaag de dag voor ons zien, is opnieuw het zoölogische komen en gaan van het primitieve tijdperk, ook al gaat dat onder het mom van nog zulke vergeestelijkte religieuze, filosofische en vooral politieke vormen. Waar eerst in tien jaar een cultuur in een hele nieuwe fase kon komen, gebeurt er nu honderden jaren lang niets fundamenteels. Deze culturen hebben geen ziel meer en kunnen hoogstens in de geschiedenis van een vreemde cultuur de betekenis krijgen van een object, waarbij de betekenis van deze relatie uitsluitend door de vreemde cultuur wordt bepaald.

Het boerenleven wordt vaak geromantiseerd. Programma’s als Boer zoekt vrouw en aantrekkelijke Campina-reclames spreken wat dat betreft boekdelen. Maar het leven op het platteland is lang niet zo idyllisch als we ons dat vaak voorstellen. De boer staat anno 2018 in dienst van een hysterische wereldeconomie en dient voornamelijk als voeder van de moderne stadsbewoner. Dat is een gevaar. Zoals Spengler in De ondergang van het Avondland op verschillende manieren voor het voetlicht brengt: voor een vitale samenleving is binding met de grond van levensbelang. Tim van der Meulen, Joris Peereboom en Kurt Kooiman leggen in dit artikel uit wat Spengler hiermee bedoelt. 

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage

Sebastiaan Crul en David van Overbeek, studenten van het Spenglerlab, interviewen Spengler. Over het denken in termen van geld en de financialisering van onze samenleving.

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage