Het fenomeen wereldstad hoort bij het einde van elke grote cultuur. De cultuurmens, wiens zielenleven door het land is gevormd, wordt op het laatst door zijn eigen schepping, de stad, in bezit genomen, tot haar uitvoerend orgaan en uiteindelijk tot haar slachtoffer gemaakt. Deze laatste steden zijn een en al geest; de koppeling met de boerenhoeve is verdwenen. Het zijn geen huizen meer maar behuizingen, die niet met gevoel maar met economische ondernemingszin zijn gebouwd. Deze stad is een wereld, is de wereld. Spengler voorziet – lang na het jaar 2000 – de stadsaanleg voor steden van tien tot twintig miljoen mensen, over enorme percelen verspreid, met gebouwen in vergelijking waarmee de grootste van tegenwoordig dwergachtig zullen overkomen en ideeën over verkeersstromen die ons vandaag de dag (aldus Spengler in zijn tijd) waanzinnig zouden toeschijnen. Met schaakbordachtige vormen van stadsarchitecten en opstapeling van woningen. Noch de ellende, noch de dwang, noch zelfs het duidelijke inzicht in de waanzin van deze ontwikkeling kan de aantrekkingskracht van deze demonische bouwsels verminderen. Dat de wereldstadbewoner niet in staat is op een andere dan deze kunstmatige grond te leven, komt doordat de kosmische tact in zijn bestaan verslapt. De intellectuele spanning kent nog maar één, specifiek grootsteedse vorm van verpozing: de ontspanning. Dat is afwisseling van intellectuele inspanning met onder meer de fysieke, geestelijke opwinding van het gokken of de bewust genoten mystiek. Ten slotte leidt deze voortschrijdende ontworteling van het bestaan en de toenemende gespannenheid van het wakker-zijn tot de onvruchtbaarheid van de geciviliseerde mens. Dit betreft een noodzakelijke metafysische wending naar de dood van late culturen, en kan niet alleen op fysiologische basis begrepen worden. De mensen van de wereldsteden leven enkel nog als individu, niet meer als type of menigte. Kinderrijkdom wordt iets provinciaals, iets voor de boer en boerin. De ontvolking die hiervan het gevolg is, breekt eerst de wereldsteden af en reikt dan ook tot in het landschap, waar enkel het primitieve bloed overblijft, maar nu zonder dragende cultuur en daarmee van zijn sterke elementen en toekomstmogelijkheden berooft. Wat ontstaat is het type van de fellah.