Ook op de begrippen migratie en volksverhuizing heeft Spengler kritiek. Deze begrippen veronderstellen bijvoorbeeld onterecht dat volken vanwege hongersnood rondtrokken. Spengler suggereert dat het veel waarschijnlijker is dat men rondtrok uit een zucht naar avontuur, waaghalzerij, om het lot te tarten, macht en buit te vergaren en vanuit een verlangen naar vrolijke slachtpartijen en een heldhaftige dood. Hij wijst op een groot verschil tussen de tijd dat er veel ruimte was en de zwakkeren ruimte konden maken voor de sterkeren, en latere tijden toen het land zo vol raakte dat de zwakkeren ontheemd werden door de sterkeren en oorlogen normaal werden ter verdediging van het land. Zowel de avontuur- als de verdedigingslust creëert een sterke innerlijke grootheid bij volken.
Volken met een sterk innerlijk profiel vormen een nieuwe toplaag bovenop veel grotere maar vormloze bevolkingen. De verdere verandering van de volken, talen en rassen hangt af van uiterst gecompliceerde individuele factoren. De overwinnaars bepalen welke taal en welke gewoontes normaal worden; dit wordt een standskwestie.
Volk duidt volgens Spengler een eenheid van ziel aan. Het gaat om de innerlijke beleving van het wij. Volken kunnen van taal, ras, naam en land wisselen, zolang hun ziel duurt eigenen ze zich mensen van elke denkbare afkomst innerlijk toe en vormen hen om. Een andere inhoud van het woord volk bestaat volgens Spengler niet. Noch de eenheid van taal noch de lichamelijke afstamming is beslissend. Alle grote historische gebeurtenissen zijn eigenlijk niet door volken in gang gezet, maar hebben volken in het leven geroepen.
Niettemin valt er veel voor te zeggen volken en rassen over één kam te scheren, maar dan gaat het niet om biologisch ras. Lichamelijke afstamming heeft nog nooit een groep bijeengehouden. ‘Ras hebben’ is niets materieels, maar iets kosmisch en gerichts, de gevoelde harmonie van een lot. Rassenhaat is het resultaat van disharmonie in metafysische tact (Fransman-Duitser, Duitser-jood, man-vrouw), terwijl anderzijds uit dezelfde polsslag ook de werkelijke, aan de haat verwante liefde tussen man en vrouw voortvloeit. Wie geen ras heeft kent deze gevaarlijke liefde niet. Vrouwen worden door adel en buitmakers op hun ras gekozen, niet op hun biologische afstamming. Als voorbeeld van de complexiteit van de relaties tussen ras, taal, volk en naam van een volk bespreekt Spengler de Perzen.