De groep magische religies vormt een onscheidbare eenheid van geest en ontwikkeling, afzonderlijk kan men deze religies niet begrijpen. Hun ontstaan en ontwikkeling tot ze vaste vorm hebben aangenomen omvat de periode van het jaar 0 tot 500. In de diepte ervan rust een en hetzelfde zielenleven, dat in alle talen van deze wereld van religies steeds zichzelf tot uitdrukking brengt.
In het weidse gebied van de Oud-Babylonische fellahwereld wordt beginnend rond 700 voor Christus in de profetische religies van de Perzen, joden en Chaldeeën alles voorbereid. De tweede golf rijst op in de apocalyptische stromingen vanaf 300 voor Christus. Hier ontwaakt het magisch wereldbesef en construeert men een metafysica van de laatste dingen, die al op het oersymbool van de komende cultuur, de holte, gebaseerd zijn. De figuur van de Messias, een Laatste Oordeel, een Satan, zijn in één klap daar, en het magische tijdsgevoel geeft het leven een nieuwe tact en het woord lot een nieuwe inhoud. De derde schok volgt ten tijde van Caesar en leidt tot de geboorte van de grote verlossingsreligies. Nu ontstaat in Perzische, mandaeïsche, joodse en christelijke geloofskringen en in de westelijke pseudomorfose de grote mythe. Een grote mengeling van religieus en ridderlijk heldendom maakt dat de profeet versmelt met de strijder, en Zarathoestra, het lijdensverhaal van Jezus, de figuur van de moeder Gods en de daden van de apostelen vormen het middelpunt van legenden, verhalen en romans. Aan het eind van de tweede eeuw komt deze opgewonden stemming tot bedaren. Nu begint de mystieke doordringing en magische ontleding van de religieuze stof. De leer van de nieuwe kerk wordt ondergebracht in een theologisch systeem. Langzamerhand worden nu de grote kerken voltooid. Het is besloten dat de leer van Jezus niet tot een omvorming van het jodendom maar tot een nieuwe kerk moet leiden, die zich op het westen oriënteert, terwijl het jodendom zich naar het oosten keert. Het einde der tijden is op de lange baan geschoven en er ontstaat een dogmatiek die het nieuwe wereldbeeld verklaart. In 242 verschijnt de nieuwe godsdienststichter Mani die, met verwerping van het jodendom en hellenisme, alle magische religies in een van de indrukwekkendste theologische scheppingen aller tijden samenvat. Tussen de Griekse kerken van het Westen en het Oosten ontwikkelt zich de Talmoedische kerk (de ‘synagoge’) met het Aramees als schrijftaal.