De kosmische golfbewegingen die we ‘leven’ noemen scheiden zich in het dier in twee geslachten: iets dat dit bestaan is en iets dat het overeind houdt. Het vrouwelijke staat dichter bij het kosmische en is direct verbonden met de grote kringlopen van de natuur; het mannelijke is vrijer, dierlijker, beweeglijker, wakkerder en gespannener. De man beleeft het lot en begrijpt de causaliteit, de logica van het gewordene, volgens oorzaak en gevolg. De vrouw daarentegen is lot, is de organische logica van het worden zelf. De man schrijft geschiedenis, de vrouw is geschiedenis. De vrouw is uit op algemene regeneratie en voortplanting, de man is uit op politiek succes en strijd, en vormt de wereldgeschiedenis van de hoge culturen. In man en vrouw strijden beide soorten geschiedenis om de macht. Privé versus publiek, niets kan deze tegenstelling uit de wereld helpen. In de ideeën van familie en staat vindt deze dubbelzinnigheid de hoogste uitdrukking.
In de mannelijke geschiedenis ontstaan bezielde eenheden, die een gemeenschappelijke tact bezitten en tezamen ‘in vorm’ zijn. Alles wat in de wereldgeschiedenis tot stand is gebracht – alle oorlog, diplomatie, tactiek, strategie – stamt van dergelijke levende eenheden. De woorden voor het soort opvoeding dat ‘ras’ bij moet brengen zijn ‘tucht’ en ‘teling’. Het gaat niet om het scholen en vormen zodat men bepaalde principes verstandelijk kan beamen, maar om de discipline van een levenshouding die men heeft en naleeft. De eenheid waarin tucht het meest succesvol wordt beoefend is de stand. Standen die tucht oefenen en volmaakt geteeld worden, zijn het creatieve middelpunt van hoge culturen.
De oerstanden adel en priesterschap zijn symbolen in vlees en bloed, waarvan heel hun bestaan in verschijning, houding en denkwijze zinnebeeldige betekenis heeft. Daarbij is binnen elke cultuur de boerenstand een puur stuk natuur en groei en dus onpersoonlijk in zijn uitdrukking, terwijl adel en priesterschap het resultaat zijn van een verheven tucht of vorming en dus uitdrukking van een heel persoonlijke cultuur. Het is de stijl van deze persoonlijkheid die in het fellahdom versteent tot het type van een kaste, die vervolgens onveranderd eeuwenlang blijft bestaan.