Het begin van de late periode, als stad en land in evenwicht zijn en de eigenlijke machten van de stad, geld en geest, zo sterk zijn geworden dat ze zich als non-stand tegen de oerstanden voelen opgewassen, vormt een belangrijk keerpunt. Het is het moment waarop de staatsidee de standen definitief overvleugelt om ze te vervangen door het begrip van de natie. Tegen deze ontwikkeling, die tot de noodzakelijkheden van de cultuur behoort en onvermijdelijk en onherroepelijk is, komen de vroege machten, adel en priesterschap, nog eenmaal in opstand. Voor hen staat alles op het spel: het heldhaftige en heilige, het oude recht, rangen en standen, het bloed. Deze strijd van de oerstanden tegen de staatsmacht neemt in het Westen de vorm aan van de fronde. In de wending van de standenstaat naar de absolute staat, die alles alleen in relatie tot zichzelf laat gelden, hebben de dynastieën van het Westen, evenals die van Egypte en China, de non-stand, het ‘volk’, te hulp geroepen en daarmee als politieke factor erkend. De heerser staat hier tegenover de adel in naam van de staat en de zorg voor allen, omdat de adel de stand als politieke factor van betekenis overeind wil houden. Individuele staatsmannen komen in alle culturen op die in naam van het volk de heerschappij krijgen.
Alleen in Engeland slaagt de fronde, vertegenwoordigd door het parlement, erin om de staat en het koningschap aan haar controle te onderwerpen. In Frankrijk en Spanje behaalde het koningschap (en dus de staat) de onvoorwaardelijke overwinning. Duitsland is een mix tussen beide. Met dit keerpunt is de staat, die in het bestaan van elke cultuur als mogelijkheid in aanleg aanwezig is, verwerkelijkt en had het politiek ‘in vorm’ zijn een niveau bereikt dat niet meer kon worden overtroffen, maar ook niet lang in stand kon worden gehouden.
In deze laatste tijd van voorname politiek worden volgens Spengler de hoogtepunten gemarkeerd door het feit dat de beide Habsburgse lijnen snel na elkaar uitsterven en de diplomatieke en militaire gebeurtenissen rond de erfopvolging elkaar in rap tempo opvolgen. De oorlogen van de fronde gaan over in successieoorlogen. Het gaat om de erfenis van de halve wereld. De staat is nog altijd stevig in vorm; de adel is loyaal, is dienst- en hofadel geworden, die de oorlogen van de kroon voert en het bestuur organiseert.
De westerse bestendigheid van de laatste, diepste en rijpste vorm van de staat als standenstaat, is de oudheid ontzegd. Daar ontstaat na de tyrannis een enorme chaos aan oorlogen tussen polissen en er ontstaat geen ordelijke manier om te beslissen over wie de staat moet zijn. De weg die deze vorm aflegt van de oudere naar de jongere tyrannis is onmiskenbaar en correspondeert volledig met de ontwikkeling in alle late cultuurperiodes, maar de specifiek antieke stijl is de wanorde, het toeval, en dat kan ook niet anders bij een leven dat op deze manier aan het ogenblik is gehecht. Alleen in Rome ontstaat een constructie waarin senaat en tribunaat elkaar in evenwicht houden, de rest is hierin niet geslaagd en daardoor was Rome de enige die stevig in vorm was.