Voor de vroege politiek van alle culturen vormen de leidinggevende machten een vaststaand gegeven. Het hele bestaan is in een strikt patriarchale en symbolische vorm gegoten. De bindingen aan het moederland zijn zo sterk dat de vroege politiek zich beperkt tot handelingen binnen het kader van een vaste, strikt gegeven vorm. Deze vormen veranderen in zekere zin vanzelf. Niemand komt echt op het idee dat dit een taak zou zijn van de politiek, zelfs niet als een koninkrijk ten val komt of de adel onderdanig wordt. De ommekeer vindt plaats zodra met de grote stad de non-stand, de burgerij, de leidende positie overneemt. Vanaf dat moment wordt juist de politieke vorm mikpunt van strijd en tot probleem verheven. Tot dan toe was de vorm via traditie gerijpt, nu moet hij rationeel gecreëerd worden. De machten van de geest en het geld komen in opstand tegen bloed en traditie. Voor het organische komt het georganiseerde, voor de stand komt de partij in de plaats. Zij is de doodsvijand van elke gegroeide standenhiërarchie, waarvan het pure bestaan tegen haar aard indruist. Juist om die reden is het begrip partij altijd verbonden met het volstrekt negatieve, alle bestaande verhoudingen opheffende, maatschappelijk nivellerende begrip ‘gelijkheid’.
Altijd is het de non-stand, het gebundelde stedelijke protest tegen alles waar de stand voor staat, waarvan de leidinggevende minderheid – de ontwikkelde en bezittende klasse – als partij optreedt, met een programma, een niet gevoeld maar gedefinieerd doel en de afwijzing van alles wat niet verstandelijk bevat kan worden. De ‘oerpartij’ is die van het geld en de geest, de liberale partij, die van de grote stad. Op de tegenstelling tussen de oerstanden adel en priesterschap en de oerpartij berust de diepe legitimiteit van de begrippen aristocratie en democratie. Elke moderne grondwet verloochent de standen en is ingesteld op de partij als vanzelfsprekende basisvorm van politiek bedrijven. De negentiende eeuw – ook in de derde eeuw voor Christus – is de bloeiperiode van de partijpolitiek. De adel probeert partij te worden en de middelen van zijn vijand te gebruiken maar richt zich eigenlijk tegen de vorm van het partijenstelsel zelf. Dit heeft aan het begin van elke civilisatie een verwoestend effect op de binnenlandse politiek van hele staten en levert deze weerloos uit aan de buitenlandse tegenstanders.
In Rome en Engeland heeft de adel dit geprobeerd in goede banen te leiden. Maar de vorm van de regerende minderheid ontwikkelt zich van een stand via de partij onstuitbaar verder in de richting van een schare volgelingen van individuen. De abstracte idealen van de partijpolitiek maken plaats voor privépolitiek, voor de ongeremde machtswil van een paar rasmensen. Het bestaan van een constituerende vergadering gaat direct gepaard met de vorming van tactische eenheden, die bijeen worden gehouden door de behoefte de eenmaal verworven machtspositie veilig te stellen en die zichzelf in het geheel niet meer als spreekbuis van hun kiezers beschouwen, maar die hen integendeel met alle mogelijke middelen naar hun hand proberen te zetten en voor hun karretje te spannen. Een stroming binnen het volk die zich heeft georganiseerd is daarmee al het werktuig geworden van de organisatie, en op die voet gaat het onstuitbaar verder, net zolang tot ook de organisatie het werktuig is geworden van de leiders.
De wil tot macht is sterker dan elke theorie. Of de sociaal-politieke doctrines waar of onwaar zijn is voor de wereld van de politieke geschiedenis een zinloze vraag. Wij leven in een tijd van een grenzeloos vertrouwen in de almacht van de rede en in begrippen als vrijheid, recht, mensheid en vooruitgang. Maar daarmee zijn geschriften als het Contrat Social en het Communistisch Manifest eersterangs machtsmiddelen in handen van geweldenaars die binnen het partijleven zijn opgeklommen en die in staat zijn de overtuiging van de overheerste massa te vormen en te benutten. Uiteindelijk laat men niet deze of gene theorie varen, maar het geloof in de theorieën in het algemeen. Laat niemand zichzelf iets wijsmaken, ook voor ons loopt het tijdperk van de theorie op zijn einde.