Boek 2 – Hoofdstuk 5 SAMENVATTING BIJ BOEK 2 – HOOFDSTUK 5

Hoofdstuk 5: De vormenwereld van het economisch leven

btn opener

Techniek is even oud als het microkosmische, vrij in de ruimte beweeglijke leven zelf. Het dier heeft al bewegingstechniek, om zichzelf in stand te houden en te verweren. Techniek staat in eerste instantie ver af van alle pure theorie en heeft te maken met het zintuiglijk aftasten en vervolgens vaststellen van de omringende buitenwereld. Pas met het hogere leven gaat dit vast-stellen over in vast-maken, waardoor de natuur opzettelijk veranderd wordt. De instinctieve oerervaring verandert in een oerweten, waarvan men zich duidelijk bewust is. Uit het systeem van kentekens, namen en getallen ontstaat een theorie, een beeld dat loskomt van de alledaagse techniek.

Boven op de technieken die bij de oervolken ontstaan, zoals het wiel en het vuur, krijgt techniek per cultuur een verschillende betekenis. Techniek speelt in lijn met het euclidische gevoel geen grote rol in het antieke leven. Heel anders is dat gesteld met de faustische techniek, die met het volle pathos van de derde dimensie en vanaf het ontluiken van de gotiek in de natuur doordringt om haar te beheersen. Hier en alleen hier is de combinatie van inzicht en exploitatie vanzelfsprekend. De theorie is van meet af aan werkhypothese. De antieke piekeraar ‘schouwt’, de Arabische zoekt als alchemist naar het tovermiddel, de steen der wijzen, waarmee men de schatten van de natuur moeiteloos in bezit krijgt, de westerse wil de wereld naar zijn wil sturen. Hier is de figuur van Faust ontstaan, het grote zinnebeeld van een echte uitvinderscultuur. Met de scientia experimentalis (Bacon), de gewelddadige ondervraging van de natuur met hefbomen en schroeven, begint dat waarvan het resultaat in de met fabrieksschoorstenen en boortorens bezaaide vlakten van tegenwoordig voor onze ogen ligt.

Tegelijk met het rationalisme wordt de stoommachine uitgevonden, die alles omverwerpt en het beeld van de economie fundamenteel verandert. Tot dan toe had de natuur diensten bewezen, nu wordt ze als slavin onder het juk gebracht. Met de miljoenen en miljarden paardenkrachten groeit de bevolking in een mate die geen andere cultuur ooit voor mogelijk had gehouden. Deze groei is een product van de machine, die erom vraagt bediend en bestuurd te worden en in ruil daarvoor de krachten van ieder individu verhonderdvoudigt. Omwille van de machine wordt het mensenleven kostbaar. Die machines worden in hun vorm steeds onmenselijker, steeds ascetischer, mystieker, esoterischer. Ze weven rond de aarde een oneindig web van subtiele krachten, stromen en spanningen. Alles wat beslissend is trekt zich terug in het binnenste. Men heeft de machine als duivels ervaren, en terecht, zij stoot God van zijn troon.

§ 7

Het is enkel de faustische cultuur gelukt zich de natuur zo sterk van zijn geestelijke kracht afhankelijk te maken. Maar hiermee is de faustische mens juist de slaaf van zijn schepping geworden. Zijn aantal en de inrichting van zijn leven worden door de machine in een baan geleid waar geen stilstand meer bestaat. De economische wereld van de machine-industrie dwingt zowel de ondernemer als de fabrieksarbeider tot gehoorzaamheid. Beiden zijn slaven, geen meesters van de machine. De organisator en de bestuurder vormen het middelpunt in dit kunstmatige en gecompliceerde rijk van de machine.

Om die reden is één figuur nog belangrijker voor het in stand houden van dit voortdurend bedreigde bouwwerk: de ingenieur, de kenner en priester van de machine. De industrie hangt af van het bestaan van honderdduizend getalenteerde, streng geschoolde geesten, die de techniek beheersen en steeds verder ontwikkelen. De ingenieur is in alle stilte haar eigenlijke meester en haar lot. De machine-industrie houdt slechts zolang stand als de knapste koppen tot dit beroep aangetrokken blijven, dan is ook de uitputting van steenkoollagen geen probleem meer, want daar vinden ze wel wat op.

btn opener

Even titanisch is de stormloop van het geld op deze geestelijke macht. Ook de industrie is nog aan de aarde gebonden. Alleen de haute finance is totaal vrij, totaal ongrijpbaar. Het is de wanhopige strijd van het technische denken om tegenover het denken in geld zijn vrijheid te bewaren. Omdat geld een vorm van denken is dooft het uit zodra het de economische wereld tot haar einde heeft doordacht. Daarmee breekt het einde aan van het succesverhaal van het geld en begint de laatste strijd, die tussen geld en bloed. De opkomst van het caesarisme maakt korte metten met de dictatuur van het geld en zijn politieke wapen, de democratie. De politiek claimt weer haar positie boven de economie. Noemt men de geldmachten kapitalisme, en de wil om voorbij alle klassenbelangen een sterke politiek-economische orde in het leven te roepen socialisme, een systeem van voorname zorg en plichtsbetrachting, dat het geheel voor de beslissende strijd van de geschiedenis goed in vorm houdt, dan is deze strijd tegelijk een worsteling tussen geld en recht.

Een macht kan alleen door een andere macht omver worden geworpen, niet door een principe, en het recht/bloed is de enige macht die tegenover het geld staat. Het recht zal willen bogen op een voorname traditie en de eerzucht van sterke geslachten, die hun bevrediging niet vinden in het vergaren van rijkdommen. Het geld zal ten onder gaan, want het gaat in de geschiedenis om het leven en altijd alleen om het leven, het ras, de triomf van de wil tot macht, en niet om de overwinning van waarheden, uitvindingen of geld. Zo eindigt het schouwspel van een hoge cultuur, die hele wonderbaarlijke wereld van godheden, kunsten, ideeën, veldslagen en steden weer met de oerfeiten van het eeuwige bloed, dat identiek is met de eeuwig circulerende kosmische stromen. Voor ons, voor wie het caesarisme nadert, is daarmee binnen een beperkte horizon de richting aangegeven van ons willen en moeten – zonder welke het leven het niet waard is om geleefd te worden. Wij hebben niet de vrijheid om dit of dat te bereiken, wij hebben alleen de vrijheid het noodzakelijke te doen of niets te doen.

Het boerenleven wordt vaak geromantiseerd. Programma’s als Boer zoekt vrouw en aantrekkelijke Campina-reclames spreken wat dat betreft boekdelen. Maar het leven op het platteland is lang niet zo idyllisch als we ons dat vaak voorstellen. De boer staat anno 2018 in dienst van een hysterische wereldeconomie en dient voornamelijk als voeder van de moderne stadsbewoner. Dat is een gevaar. Zoals Spengler in De ondergang van het Avondland op verschillende manieren voor het voetlicht brengt: voor een vitale samenleving is binding met de grond van levensbelang. Tim van der Meulen, Joris Peereboom en Kurt Kooiman leggen in dit artikel uit wat Spengler hiermee bedoelt. 

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage

Sebastiaan Crul en David van Overbeek, studenten van het Spenglerlab, interviewen Spengler. Over het denken in termen van geld en de financialisering van onze samenleving.

Spenglerlab_4.jpg

Spenglerlab *

Studenten master Filosofie van cultuur en bestuur

Lees deze bijdrage